Koninklijke ballingen in Engeland 1
Op 18 januari 1795 kwam er een einde aan het eeuwenoude staatsbestel, waarin een prins van Oranje het ambt van stadhouder bekleedde. Officieel was deze de vertegenwoordiger van de landsheer, maar sinds de Staten-Generaal in 1581 deze bevoegdheid aan zich hadden getrokken, was de stadhouder feitelijk in dienst van de Staten. Een merkwaardige situatie, die bovendien uniek was in de toenmalige wereld, namelijk dat een vorstelijk persoon ondergeschikt was aan de door burgers gedomineerde Statencolleges. Toch was de stadhouder door zijn militaire ambten, zijn prinselijke titel en de daaruit voortkomende internationale connecties in staat een grootse staat te voeren, waardoor hij in feite het boegbeeld van de natie was. Aan deze situatie kwam die 18de januari voorgoed een eind toen de laatste stadhouder, prins Willem V, per vissersboot vanaf het strand van Scheveningen naar Engeland vertrok.
Prins Willem V en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen werden in Engeland met open armen ontvangen. De toenmalige koning George III was immers een volle neef van de prins. Na een kort eerste verblijf in Londen, werd het prinselijk paar al snel in Hampton Court gehuisvest, waar zij de beschikking kregen over de Cumberland Suite. Hier zou Willem V verblijven tot 1801. Toen verruilde hij zijn Engelse domicilie voor een verblijf op zijn Duitse goederen (slot Oranienstein), waarheen zijn vrouw hem een jaar later volgde. Reden voor deze move was het feit dat Engeland en Frankrijk in 1801 de Vrede van Amiens hadden getekend. De koppige prins weigerde in een land te wonen dat vrede met Frankrijk had gesloten en besloot dus te verhuizen.
Afb. 1
Henry Edridge, Portret van Wilhelmina van Pruisen, prinses van Oranje, 1802. Gewassen pentekening, 32,1 x 22,7 cm. Royal Collections London
In tegenstelling tot wat men zou verwachten, beleefde Willem V in Engeland de tijd van zijn leven. Bevrijd van de last van het stadhouderschap kon hij zich eindelijk overgeven aan zijn hobby: het genieten van kunst, cultuur en wetenschap. Hij ontwikkelde zich tot een toerist, reisde kriskras door het land om alle bezienswaardigheden te bezoeken en kwam daarbij zo ver noordelijk als York en de Muur van Hadrianus. Soms vergezelde zijn vrouw hem op die tochten, maar meestal niet, net zomin als zij hem volgde op zijn regelmatige wandelingen van Hampton Court naar Londen. Uit alles blijkt dat het Nederlandse paar opgenomen was in de Engelse koninklijke familie en regelmatig verschenen er berichten over gezamenlijke rijtoeren waarbij de Nederlandse prins als gids optrad.
Uit de Engelse periode van prins Willem V en prinses Wilhelmina danken we enige bijzondere portretten. Het bekendst is natuurlijk het paar olieverfportretten dat John Hoppner (1758-1810) in 1799 in opdracht van de Prince Regent, later koning George IV, van het prinselijk paar schilderde. Deze beeld ik nu niet hierbij af, zij hangen als bruikleen van de Koninklijke Verzamelingen op Paleis Het Loo. Ik vraag de aandacht voor een paar minder bekende beeltenissen, die deel uitmaken van grotere portretreeksen en waarvan er één een karikaturaal karakter heeft.
Afb. 2
Henry Edridge, Portret van Wilhelmina van Pruisen, prinses van Oranje, 1802. Gewassen pentekening, 32,1 x 22,7 cm. Royal Collections London
Ik bedoel het etsje dat prins Willem V op enigszins spottende wijze weergeeft (afb. 1), in een ouderwets uniform, de steek over de ogen gezakt. Het wordt toegeschreven aan Robert Dighton (1751-1814), ca. 1796, stamvader van een kunstenaarsfamilie op wie wij later terugkomen. De prins staat hier allesbehalve gunstig op, meer als een ‘ridder van de droeve figuur’, die hij wellicht in de ogen van het Engelse publiek ook was. Het was, we moeten het niet vergeten, de tijd van de spotprenten, waar we in Nederland in de Patriottentijd wel weg mee wisten, maar waar in Engeland kunstenaars als Thomas Rowlandson (1757-1827) en James Gilray (1756-1815) het genre tot grote hoogten brachten. Van dit etsje bezitten het Rijksmuseum en de Engelse Royal Collections een exemplaar. Het past in een reeks van kleine geëtste portretjes van bekende Londense types, waarop de geportretteerde mannen van opzij zijn weergegeven, waardoor hun welgedane figuren goed uitkomen.
Afb. 3
Richard Dighton, Portret van koning Willem III, 1849. Gewassen pentekening. Paleis Het Loo Nationaal Museum (aanwinst 2013)
Eveneens onderdeel van een portretreeks, in dit geval een serie van meer dan 100 getekende portretten van de Britse koninklijke familie, is de gewassen pentekening die Henry Edridge in 1802 van de prinses van Oranje maakte (afb. 2). Ook dit blad bevindt zich in de Royal Collections. Het laat Wilhelmina van Pruisen zien op middelbare leeftijd met een tulband op haar natuurlijke haar. Duidelijk komt haar vastberadenheid en sterke karakter in dit portret tot uitdrukking. Het blad is gesigneerd en gedateerd 1802 en ontstond dus in de tijd dat Willem V zich al in Duitsland gevestigd had. Henry Edridge begon zijn loopbaan als schilder van portretminiaturen op ivoor, maar onder aanmoediging van sir Joshua Reynolds verlegde hij zijn aandacht later naar grote landschapschilderijen. Daarnaast was hij succesvol als tekenaar van portretten met Oost-Indische inkt. Van dit laatste genre is het portret van prinses Wilhelmina een mooi voorbeeld. Het is een uniek portret, dat de beslotenheid van de Royal Collections nooit verlaten heeft.
Hier past ook nog het verhaal van een derde koninklijke balling In Engeland. In dit geval maken we sprong in de tijd van ongeveer 50 jaar en komen we terecht in de eerste maanden van het jaar 1849. In Nederland had koning Willem II de grondwet aanvaard, waardoor de macht van de koning werd ingeperkt en de ministers verantwoordelijk werden voor zijn doen en laten. Binnen de koninklijke familie leidde dit tot grote onenigheid, met name tussen de koning en zijn oudste zoon, later koning Willem III. Hij was niet bereid het koningschap op deze termen te aanvaarden en aangezien het tot een patstelling tot vader en zoon was gekomen, werd besloten de prins voor een reis van drie maanden naar Engeland te sturen. Op 20 januari vertrok hij uit Scheveningen. De reis had een officieel karakter (hij maakte een aantal malen zijn opwachting bij koningin Victoria) en diende onder meer om de kroonprins kennis te laten maken met de Engelse staatsinstellingen. Maar toen sloeg het noodlot toe. Op 17 maart 1849 overleed koning Willem II plotseling aan hartfalen. De kroonprins bevond zich op dat moment in het noorden van Engeland en zonder dat hij het wist, was hij koning der Nederlanden geworden. Het spreekt vanzelf dat de nieuwe koning hals over kop naar Nederland moest terugkeren en zo kwam er een voortijdig einde aan zijn verblijf in Groot-Brittannië. Wel was hij inmiddels tot bedaren gekomen en aanvaardde hij het koningschap zonder morren, al bleef hij zijn hele leven afgeven op de grondwet van 1848. Het verblijf in Engeland was goed verlopen, de kroonprins had zich voorbeeldig gedragen en iedereen was vol lof over hem.
Een mooie herinnering aan deze Engelse periode van de latere koning Willem III vormt het portretje dat de Engelse kunstenaar Richard Dighton (1795-1880), zoon van de eerdergenoemde Robert Dighton, in die tijd van hem maakte. Het toont Willem III op informele wijze, ook weer van opzij gezien, in geklede jas en een hoge hoed op het hoofd. Het portretje is uitgevoerd in waterverf en er zijn twee exemplaren van bekend. Een bevindt zich in de Koninklijke Verzamelingen in Den Haag, het tweede kon in 2013 verworven worden door Paleis Het Loo. Beide tekeningen stammen uit de laatste fase van Dightons werkzame periode, nadat hij in 1817 zijn loopbaan was begonnen met een reeks van meer dan honderd portrettekeningen City and West End Characters. Hieronder waren veel zogenaamde dandy’s, modieus geklede jonge mannen, uit de tijd van koning George IV. Deze tekeningen hebben een licht satrisch karakter. Het portret van de aanstaande koning der Nederlanden lijkt echter een natuuurgetrouwe weergave, zonder karikaturale elementen.
De bekendste koninklijke balling in Engeland was natuur lijk koningin Wilhelmina in de oorlogsjaren 1940-’45. Over haar en de zogenaamde ‘war artists’ gaan we het een volgende keer hebben.
Marieke Spliethoff, oud-conservator Paleis Het Loo Nationaal Museum, maart 2023